dinsdag 28 september 2010

Te laat, maar beter laat

‘Een lach met tranen, zo voel ik mij vandaag.’ De schrijver en vertolker van die poëzie overleed op 23 september 2004. We zijn dus te laat om hem op zijn sterfdag te gedenken –
maar ach, wat zijn nu vijf dagen. Wat de redactie te Rotterdam hiervan vindt is in Groningen niet bekend, maar in het hoge noorden zet de redactie als de guurheid van het leven wat te veel dreigt te worden de luidsprekers op vol en vult André Hazes de kamer. Bijvoorbeeld met dit lied:

maandag 27 september 2010

Literaire Trotski Quiz (46)


Pas verschenen: een geweldige roman – en dat zeg ik, Kortsluiting-Groningen, zo weinig dat de Verloofde laatst opmerkte: ‘Lees jij eigenlijk nog wel eens een goed nieuw boek? Wordt het geen tijd om te stoppen met de Nederlandse literatuur en wat meer buitenlands te gaan lezen?’ Die roman ga ik hier dus binnenkort bespreken – een juichende recensie maken is altijd leuk (denk ik). Maar eerst een uit dat boek gelichte Trotski Quiz. Benieuwd of we net zo snel de juiste antwoorden krijgen als de vorige keer.
Jammer is wel, dat onderstaand citaat nou net de enige anomalie uit de prachtige roman bevat: in een maoïstisch angehauchte groep zal niemand ooit een organisatienaam kiezen die verwijst naar Trotski.
Daar gaan we, de vragen:
1. welke literator schreef onderstaande regels; en
2. aan welke pasverschenen oorspronkelijk Nederlandstalige roman werd deze passage ontleend?

Het was een sombere namiddag, daar in het pand aan het Schuitendiep. Ze stonden in de deuropening van een grote kamer en Otto zei: ‘Dit is Leon’, en stelde hem zonder diens reactie af te wachten vervolgens voor aan wie in het schemerduister van de kamer verder nog aanwezig waren: Vladimir, Karl, Jozef, zei hij, Alex, Rosa, Friedrich. Natuurlijk heette niemand zo. Niet werkelijk. Niet echt. Net zomin als Leon Leon heette. Hij verwees daarmee naar Marx en Engels, naar Stalin en, in Leons geval, naar Trotsky, zo begreep die later. Ze heetten zo omdat Otto het gezegd had. En omdat ze elkaar vervolgens zo noemden natuurlijk. Of Karel, Vladi, Jos, Lex soms, kortheidshalve. Freddie. Roosje ook, al hield die daar niet van, Rosa, of hoe ze dan ook heette. ‘Ik ben godverdomme geen klein meisje met bloemetjes in het haar’, zei ze. Nee, geen bloemetjes. Ze had stekeljes, helblonde stekeltjes waar haar hoofdhuid rozig doorheen schemerde. ‘Waterstofperoxide’, zei Ellen Rueling, die gewoon Ellen heette. Van zichzelf. En Rueling. Of dat vermoedde iedereen toch.
Otto noemde Rosa ‘Matratze’, op zijn Duits. Dat mocht dan weer wel. Daarover zei ze nooit iets. Ze hadden iets samen.
Enfin, iedereen had iets met Otto, en met Rosa. Iedereen had iets met iedereen eigenlijk, zo ontdekte Leon later. Niemand die niet met Rosa geslapen had. Of met Ellen. Of met andere ‘moesjes’, zoals Otto ze noemde, meisjes zonder eigen naam, studentes vaak, caissières ook wel – ‘het plebs is een stuk toeschietelijker dan de blauwkous’, zei hij – jonge vrouwen die af en aan kwamen in het pand aan het Schuitendiep.

zondag 26 september 2010

Poëzie op de tribune


Vanavond op bezoek geweest bij goede vriend Harry – een groot voetbalfan, maar zo heeft iedereen wel wat. We kregen het over spreekkoren, en Harry vertelde over een wedstrijd van Groningen tegen Twente, waar een aantal Groningensupporters, toen hun club op voorsprong kwam, begon te scanderen: ‘Alle tukkers zijn homo’s.’ Na een tijdje stierf dit spreekkoor weg, waarop een man opstond en in zijn eentje gloedvol aanhief: ‘Alle mensen zijn homo’s.’

woensdag 22 september 2010

SD en PVV


Goed voorbeeld verdient goede volging. In Zweden hebben anti-fascisten de ledenlijst van de Zwedendemocraten (Sverigedemokraterna, door hen zelf afgekort tot SD) gepubliceerd op internet. Vol lof zijn wij over die actie, en vandaar dat de redactie van Kortsluiting niet veel tijd nodig had om te besluiten hetzelfde te doen met de ledenlijst van de in Nederland rap macht vergarende fascistische Partij voor de Vrijheid. Daar gaan we dan, de ledenlijst van de PVV on-line:

Geert Wilders

dinsdag 21 september 2010

De complimenten

Je heb een lief vrouwtje.
Wees er maar goed zuinig op.

maandag 20 september 2010

Vechtsportliefhebbers vs. burgemeester Van der Laan


Even opscheppen. Vandaag in de Volkskrant, licht gemodereerd, dit door ons geschreven stuk (onder de titel ‘Vechtsport is ballet voor macho’s’):

Onlangs maakte de Amsterdamse burgemeester Van der Laan bekend dat hij vechtsportgala’s wil weren uit zijn gemeente, want die evenementen zouden “netwerkbijeenkomsten van de georganiseerde misdaad” zijn. Sinds hij zijn uitspraak deed verdringen de burgemeester, organisatoren van gala’s en professionele vechtsporters elkaar in de media om hun zaak te bepleiten. Tot nu toe kwam de gewone vechtsportliefhebber, de bezoeker van de gala’s waarover het gaat, in deze kwestie niet aan het woord. Reden voor ons om de pen op te nemen, want mochten de gala’s inderdaad verboden worden, dan zijn duizenden fans de dupe – wij hopen hen een stem te geven in deze discussie.
Elk jaar bezoeken we het It’s Showtime-gala in de Amsterdam ArenA, het grootste vechtsportevenement van Europa. Op de tribunes is het groot feest: twintigduizend liefhebbers gaan een aantal van de beste vechtsporters ter wereld live in actie zien. Voor aanvang van een wedstrijd wensen naast elkaar zittende fans van verschillende vechters elkaar succes. Geen spoor van agressie in het publiek, een geest van sportiviteit overheerst. Dat het de toeschouwers daadwerkelijk om de sport gaat werd nog eens duidelijk tijdens de afgelopen editie van It’s Showtime in de ArenA: voor het wereldtitelgevecht zwaargewicht trad kampioen Badr Hari in de ring tegen uitdager Hesdy Gerges. Bij de opkomst maakten de toejuichingen duidelijk: negentig procent van het publiek was voor Badr Hari, de spectaculaire knock-outer. Toen Hari in de tweede ronde, in strijd met de regels, de op de grond liggende Gerges een trap gaf – een overtreding waarvoor Hari gediskwalificeerd werd – ging het hele publiek als één man achter Gerges staan: zelfs de meest fanatieke Hari-fans keerden zich tegen hun held en op het moment dat Gerges tot overwinnaar werd uitgeroepen kreeg hij een ovationeel applaus.
Sportiviteit op de tribunes, dat is mooi. Maar vechtsport heeft toch met agressie te maken, en hoe kun je daar nou van genieten? Die (veelal retorisch bedoelde) vraag wordt ons als liefhebbers regelmatig gesteld. Als fans van de keiharde kickboksvariant K-1 zeggen we dan: K-1 is meer dan gereguleerde agressie. De totale lichaamscontrole waarvan de vechters blijk geven is van een grote schoonheid; het evenwichtsgevoel en de spierbeheersing die tentoon worden gespreid bij een high kick brengen ons in een hoge staat van verrukking, extase haast. K-1 is dus niet alleen spectaculair – want snel en explosief – maar ook uiterst sierlijk. Het is ballet voor macho’s. Dat wij als dichters en literatuurliefhebbers van deze sport houden, wordt door velen niet begrepen: het vooroordeel dat vechtsport primitief is wordt breed gedragen in kringen van cultuurminnaars. We trekken dan maar een analogie tussen een kickbokspartij en een goed boek: je hoopt natuurlijk altijd op een plotselinge wending in een verhaal, en zo hoop je ook op een onverwachte wending in een gevecht. Het feit dat er een knock-out kan vallen, dus dat het opeens afgelopen kan zijn, dat maakt het al spannend; het feit dat iemand die heel ver voor staat op punten toch nog kan verliezen doordat hij één knal voor zijn kop krijgt – dat houdt een wedstrijd tot het einde toe interessant en spannend.
Vanwege die combinatie van schoonheid en spanning zitten wij dus ieder jaar in de ArenA. En dat wil burgemeester Van der Laan ons afnemen – omdat vechtsportgala’s “netwerkbijeenkomsten van de georganiseerde misdaad” zouden zijn. Ter onderbouwing van deze stelling zei de burgemeester afgelopen maandag in Eén Vandaag: “Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat bepaalde organisatoren rechtstreeks in verband staan met mensen die in de gevangenis zitten, soms veroordeeld voor moord, en dat daar ook gesproken wordt over de organisatie van deze gala’s.” Van der Laan doelt hier duidelijk op Ron Nyquist, één van de directeuren van Golden Glory. Nyquist zit een straf van twintig jaar uit voor een dubbele moord. In het programmablaadje van het Golden Glory-gala op 17 oktober 2009 in de Passenger Terminal in Amsterdam wordt Nyquist geïnterviewd als organisator. Wat Van der Laan hier naar buiten brengt als resultaat van zwaar recherchewerk is dus gewoon openbare informatie. Wat wij echter niet begrijpen is het volgende: waarom mag Nyquist vanuit de gevangenis geen bemoeienis hebben met de organisatie van een vechtsportgala? Voor zover ons bekend is een gevangenisstraf een vrijheidsstraf, en is het niet verboden om geld te verdienen terwijl je een vrijheidsstraf uitzit: mocht één van ons de fout in gaan en in de bak belanden, dan is het ons niet verboden om daar een boek te schrijven en – als dat wordt uitgegeven – de royalty’s op te strijken. Van der Laan bezondigt zich hier dus aan populisme; hij conformeert zich aan de rechtse tijdgeest, aan de roep om strengere straffen en minder rechten voor veroordeelden, in plaats van zich op te stellen als een ware burgervader: een vader voor alle burgers.
Van der Laan in Eén Vandaag: “Er was in 2009 in de ArenA zo’n gala met voor VIP’s een afgezonderd deel (…) en toen is de politie zo verstandig geweest om een grote verkeerscontrole te doen bij de bezoekers voor dat VIP-deel en daaruit bleek de overgrote meerderheid via kentekens of rijbewijzen in verband te brengen met wapendelicten, drugshandel, et cetera. Dat zijn echt dingen die niet kunnen.” Hier heeft hij het over het jaarlijkse It’s Showtime-gala in de ArenA, waarover we schreven in het begin van dit stuk. Volgens It’s Showtime-directeur Simon Rutz zijn er “ongeveer duizend” VIP-plaatsen – van de in totaal twintigduizend plaatsen. Van der Laan wil dus omdat een kleine minderheid van het publiek in de ArenA “via kentekens of rijbewijzen in verband te brengen [is] met wapendelicten, drugshandel, et cetera” het hele festijn verbieden. Ook hier is de redenering uiterst populistisch, en zelfs in strijd met de beginselen van de rechtsstaat: als de personen die in verband gebracht kunnen worden met de door Van der Laan genoemde feiten daarvoor niet veroordeeld zijn, dan zijn ze onschuldig totdat het tegendeel bewezen is; zijn ze er wel voor veroordeeld, dan hebben ze hun straf reeds gehad en is hun schuld aan de samenleving voldaan. Mensen op basis van onbewezen vermoedens schuldig verklaren, en reeds veroordeelden een tweede keer straffen voor hetzelfde delict – “dat zijn echt dingen die niet kunnen.”

donderdag 16 september 2010

Literaire Trotski Quiz (45)


Nadat nummer 44 bevredigend werd afgerond en prijswinnaar Jürgen Smit zich via Facebook blij betoonde met het gewonnen boek K-1, van de schoonheid en de kracht, nu weer een opgave waarmee geen prijs te winnen valt – daarvoor lijkt het ons te makkelijk, de stijl is te herkenbaar en bovendien kunnen kwaadwillenden googlen op de naam van de hoofdpersoon.
Goed, daar gaan we:
1. welke literator schreef onderstaande regels; en
2. aan welke pasverschenen oorspronkelijk Nederlandstalige roman werd deze lange passage ontleend?

Het tennisgrietje dat hem het meest beviel was de vaderlandse Yanina Wickmayer. Ze had weliswaar een neus waarmee je een boom kon ontwortelen en haar borstjes waren net zo groot als twee van de kleinste appelflapjes die de bakker om de hoek ooit verkocht had, maar daar stonden dan weer haar zeer lange benen tegenover en, ongetwijfeld, de vagina ertussen, die Louis, mocht hij Yanina Wickmayer persoonlijk kennen, zou willen leeglepelen met z’n tong. Persoonlijk kennen? dacht Louis. Hoe zou ik daar ooit in slagen? Ik kan natuurlijk beginnen met haar een brief te schrijven, in mijn eigen handschrift. Ik durf te wedden dat alle andere bewonderaars haar per machine contacteren, computer, mail, internet, gsm, Twitter, dat soort rommel, maar ik, ik zou haar met pen en inkt schrijven in sierlijke zinnen, die haar poes tot vochtigheid zouden bewegen. Ik zou beginnen met: ‘Lieve Yanina’, wat familiair lijkt, maar wat denkt dat mokkel wel? Dat Louis Tinner niet familiair is? Dat ze maar wat anders denkt. Dan zou ik vervolgen met: ‘Ik ben een ongeveer 52-jarige man met een ongelooflijk tennisgevoel. Ik moet maar een bal over het net zien vliegen of ik weet al waar hij heen gaat. Zelf doe ik helaas niet aan de edele sport van het tennis omdat dit verhinderd wordt door m’n kunstknieën. Bij een mislukte maffiadeal heeft een lid van de concurretrende bende, een knaap genaamd Johnny Two-Eyes, mij in beide knieën geschoten. Dat kwam omdat ik een partij drugs pardoes in de Leie had gesmeten in plaats van die te verhandelen. Ben jij ook tegen drugs, Yanina? Nochtans zou je met een neus als de jouwe zeker vijf lijnen coke tegelijk kunnen opsnuiven, doch dit terzijde. Overigens struikel ik helemaal niet over die neus. Ik heb grote neuzen genoeg gezien in m’n leven, dus eer een kanjer van een pief mij van m’n stuk brengt, moet er al veel gebeuren. In m’n boekhandel zaliger had ik ooit een klant wier neus zo groot was dat ze er een schoenendoos op kon laten balanceren, en let op, niet een schoenendoos waarin een paar brogues thuishoren, doch wel degelijk een paar gevoerde winterlaarzen schoenmaat 54. Nu ter zake. Zou jij, tussen een aantal games, sets en matches door, een kop koffie met mij willen drinken in café De Hoek alhier in Gent? Ik zal ervoor zorgen dat er geen andere klanten aanwezig zijn, zodat je niet wordt gestoord door opdringerige fans, handtekeningenjagers en mannen die hun vuist in je preut willen duwen, wan je hebt altijd wel van die viezeriken die een vrouw slechts beschouwen als een stuk nat vlees. Ik ben seksueel nauwelijks nog actief, dus mij persoonlijk moet je niet vrezen. Ten hoogste zal ik je vragen, als we elkander wat beter kennen, of je met m’n roede wilt slingeren, uiteraard zonder dat daarbij paparazzi in de buurt zijn. Zo, jij lekker tennisballenmeisje, dit was voorlopig je geheime aanbidder Louis Tinner. Ik hoop van je te horen, mijn adres staat op de achterkant van de enveloppe. PS Mijn roede is erg groot, dus als je ermee slingert, opletten dat je geen vazen van de kast mept.’ Een goeie brief schrijven is een kunst an sich, dacht Louis, en hij stapte de winkel binnen.

*

Algauw bood zich een man aan. Louis begrootte hem op de vader van Vierweghe en Zoon, omdat deze man zeker zeventig jaar oud was, kortom, een bejaarde knar. Hij had een volle kop grijs haar, een grijze baard die leek op die van Leon Trotski, en hij droeg een broek, een hemd, een das en bruine schoenen. ‘Goeiedag, meneer,’ zei hij, ‘kan ik u van dienst zijn?’ ‘Jazeker,’ zei Louis, ‘ik ben hier naar je fantastische handel in tabak en alles wat ermee samenhangt gekomen om een pijp te kopen.’

woensdag 15 september 2010

Wat voorafging (2)

Op de foto: mijn opa Karel Hendrik (staand) en zijn oudere broer Ernst Carl Frederik ten Haaf in Transvaal, ca. 1898.

Waar een boekgevulde vakantie al niet goed voor is: niet alleen trof ik in een recent verschenen roman een nieuwe aflevering van de Literaire Trotski Quiz aan (pleuren we morgen op het net), ook werd er door Nop Maas eindelijk licht geworpen op een mij duistere episode uit de familiegeschiedenis der Ten Haafs – en dat vlak voor ik Ernst ontmoet, mijn achterneef (of zoiets: de kleinzoon van de broer van mijn opa).
Over de broer van mijn opa wist ik niet meer dan dat hij door mijn vader “oom Frits” genoemd werd, en dat hij zelfmoord had gepleegd toen mijn in 1930 geboren vader nog een jong kereltje was. Zoals dat wel vaker gaat in familiekring, werd over die zelfmoord nauwelijks gesproken, zodat ik over het waarom daarvan volledig in het duister tastte: oom Frits zou een jodin hebben bezwangerd en vervolgens de hand aan zichzelf hebben geslagen [aanvulling 30 oktober: volgens mijn tante Carla, de oudste zuster van mijn vader, was er geen sprake van zwangerschap.]. Dat de vrouw in kwestie niet zijn wettige echtgenote was had ik al gededuceerd (al weet ik niet of zijn vrouw misschien gestorven was of dat oom Frits gescheiden was, in welke gevallen er niet gesproken kan worden van ontrouw of overspel – hierover kan achterneef Ernst mij binnenkort hopelijk meer vertellen), maar waarom er altijd gesproken werd over “een jodin” was mij volkomen onduidelijk totdat ik in het eerste deel van de Gerard Reve-biografie van Nop Maas deze passage las, in een hoofdstuk gewijd aan Reves tijd als leerling van het Vossiusgymnasium:
“Positiever rapporteerde Reve over de natuurkundeleraar Ten Haaf, wiens dochter Leny als doubleur bij Gerard in de klas kwam. In de oorlog zou Ten Haaf, ondergedoken met een ex-leerlinge met wie hij een verhouding had, zelfmoord plegen.” (p. 86)
De noot bij deze passage luidt: “Verzameld werk deel 3, p. 488; Reve noemde hem abusievelijk Ten Haeff.”
Uit het “Register op personen en periodieken” blijkt dat het hier gaat om E.C.F. ten Haaf – het kan niet anders of dit is Ernst Carl Frederik ten Haaf, de oudere broer van mijn opa; oom Frits dus.

Terug van vakantie gauw Verzameld werk deel 3 uit de kast getrokken, en p. 488 opgeslagen. Op die pagina, middenin het ‘Derde Hoofdstuk’ van Moeder En Zoon, een uitgebreid portret van oom Frits:

Waren er dan op die school in het geheel geen menselijke, of min of meer competente krachten? Dat heb ik niet beweerd. Van de enkelen, die wel degelijk iets voorstelden, wil ik de natuurkundeleraar Ten Haeff noemen, een jongensachtige, joviale, gulle man, een totaal verscheurd mens weliswaar, maar die niettemin heel levendig en onderhoudend les wist te geven. Zijn werkelijke leven was echter het Nederlandse leger, en zijn schaarse perioden van levensgluk waren de weken dat hij, als kapitein van de genie, op herhalingsoefeningen ging, teneinde door ‘zijn jongens’ op de handen gedragen te worden, over wie hij nooit uitgepraat geraakte. Een zeer intelligente en gevoelige, maar weerloze padvinder, die het leven in zijn gezin en op de school eigenlijk niet aan kon, en van wie ik in het geheim hield, dromend dat hij mijn vader of een met mij vliegers oplatende oom zoude zijn. Het moest haast wel, dat een even formidabele als fel verdrongen homo-erotiek zijn leven heeft verwoest, dat een zeer triest einde had: als officier zich aan de Duitse krijgsgevangenschap onttrekkend en, ondergedoken op het land, in een uitzichtloze liefde met een eveneens ondergedoken jong meisje het spoor totaal bijster gerakend, heeft hij zich voor het hoofd geschoten.